Project 'De meuiste dingn in ‘t leaven kost ginnen stuver'
Wij werken mee aan een subsidieproject van het Historisch Centrum Overijssel (HCO). Marco Krijnsen, publiekshistoricus aan de IJsselacademie en het Twentehoes, Gert-Jan Hospers van Stad en Regio, (streek)taalfanaat Martin ten Denge en de Nederlandse cabaretier Herman Finkers gaan samen met de plaatselijke historische verenigingen op zoek naar verrassende, spannende, grappige en/of interessante (fiets)verhalen voor op de fietspanelen in Twente. .
De teksten op de panelen worden in vier talen weergegeven, waaronder het Nedersaksisch (Twents) naast de traditionele kaart met kaartinformatie. Hiermee wordt de gebruiker van het netwerk deelgenoot van de Twentse cultuur, geschiedenis en landschap. Volgens de planning worden in 2023 zo'n tweehonderdvijftig panelen in Noord-Oost Twente geplaatst.
Achterliggende gedachte 'De meuiste dingn in ‘t leaven kost ginnen stuver'
In de globaliserende en steeds meer digitaliserende wereld, is er behoefte aan herkenning en geborgenheid. Een plek waar je je thuis voelt, een plek die je kent, en waar de mensen jou kennen. Het noaberschap, het na elkaar omzien en het ingebed zijn in levendige gemeenschappen met een rijke historie, zitten in het DNA van Twente.
Twentenaren zijn trots op Twente, op hun cultuur, op hun taal en op hun geschiedenis. Het fietsnetwerk laat het mooiste van het Twente van nu zien. Dat is al een beleving op zich. Vanaf Bornerbroek tot en met Buurse vind je langs de fietsroutes verhalen over verschillende plekken in Twente: bijzondere verhalen over Twente. Het zijn niet per se altijd bijzondere plekken: ook doodgewone plekken hebben soms een bijzonder verhaal dat bijna niemand kent. Dat soort verhalen willen we graag met jou delen. Laten zien wat Twente zo bijzonder maakt, wat het DNA van Twente is. Dankzij de verhalende panelen worden mensen betrokken bij hun leefomgeving, of om met Marcel Proust te spreken: “De ware ontdekkingsreis is geen speurtocht naar nieuwe landschappen, maar het waarnemen met nieuwe ogen.”